Plaatsen > Píndosgebergte
In het geïsoleerde Píndosgebergte liggen nog eeuwenoude dorpjes verbonden door voetpaden. Tussen de steile bergwanden stromen de Voidhomatis en de Aoös rivier.
De Píndos is een langgerekte bergketen die van noordwest naar zuidoost loopt in Noord-west Griekenland. Het vormt een natuurlijke barrière tussen de landstreek Epiros (westen, Epiros betekent letterlijk oneindig landschap) en Macedonië en Thessalië (oosten). Ioánnina is een centraal gelegen stad waar de twee enige (grotere) doorgangswegen langs lopen, naar Konítsa richting Albanië en Macedonië of naar Metsovo en de Kartárapas richting de Meteorakloosters. De Píndos grenst in het noorden aan Albanië.
Er zijn in de Noordelijke Píndos twee natuurreservaten. Ongeveer 30 km hemelsbreed ten noorden van Ioánnina ligt het Nationaal Park Víkos-Aoös. Deze is beroemd vanwege de spectaculaire Víkoskloof, één van de diepste van Europa. De Astráka (2.436 m) aan de oostkant kijkt uit over deze diepte. Aan de andere kant begint de hoogvlakte, die verder naar het oosten omhoog loopt tot de messcherpe kartelrand van het Tymfigebergte, welke hoog uittorent boven de Aoösrivier. De hoogste top van het Tymfigebergte is de Gamíla (2.497 m) met een schitterend uitzicht over de Aoös en op de Smólikas (2.637 m), de op één na hoogste berg in Griekenland (de Olympos is 2.917 m). Zowel de Tymfi als de Smólikas hebben op hun hoge plateaus een bergmeertje dat Dhrakólimni (Drakenmeer) genoemd wordt.
Het park beslaat ongeveer 12.000 ha. De bossen zijn overblijfselen van het Europese Oerbos en bevatten de grootste diversiteit van hooggebergtebomen van Europa.
Het tweede natuurreservaat is het Píndos National Park Vália Kálda (warme vallei), dat 30 km ten noordoosten van Ioánnina ligt. Het beslaat ongeveer 6930 ha en wordt omringt door toppen van ruim 2.100 m zoals de Algó, met daaronder dichte berken- en zwarte pijnboombossen. Sommige exemplaren zijn meer dan 700 jaar oud. Juist deze bossen herbergen vele en soms zeldzame diersoorten zoals de bruine beer, en bijvoorbeeld 8 spechtensoorten waaronder de zwarte specht.
De toegang van het park is vrij maar kamperen mag alleen als hier vooraf toestemming voor is gegeven. Het is één van de best bewaarde en bewaakte nationale parken van Griekenland.
’s Winters zijn veel dorpjes door de sneeuw afgesneden van de buitenwereld. Plaatsjes als Mikro Papíngo en Tsepélovo hebben hun oude karakter redelijk bewaard, met huizen van de stenen uit de streek. Oude boogbruggen uit de Turkse periode zijn o.a. te vinden bij Kípi en Vovoúsa. Vovoúsa is het enige dorp aan de Aoösrivier, en ook het enige dat ’s winters niet dicht sneeuwt. Vradhéto is het hoogst gelegen dorp (1.340 m), een typische zomerresidentie van de herderdsgemeenschap. Het nabij gelegen dorp Belóï biedt een fraai uitzicht over de Víkoskloof. ’s Winters is het nagenoeg verlaten zoals ook andere geïsoleerde dorpjes. Doch ook hier komt het toerisme steeds meer opdagen. Veel Grieken uit de stad hebben er een vakantiehuis. Vanuit Ioánnina zijn er goede, maar geen frequente busverbindingen naar alle dorpjes. In en rond de Víkoskloof komen veel dagjesmensen, zodat met name in Monodhéndri en Megalo Papingo veel nieuwe restaurants en herbergen verschijnen.
Megálo Pápingo is waarschijnlijk het oudste dorp en wordt al in Byzantijnse oorkonden genoemd.
De hoofdstad van Epiros is Ioánnina. Het Píndos gebergte is een waterscheiding zodat de omvangrijke neerslag voor een groot deel naar het gebied bij Ioánnina stroomt.